2010
Hij kan elke wond genezen
juli 2010


Wij spreken van Christus

Hij kan elke wond genezen

Ik besloot het advies dat ik had gekregen ter harte te nemen en er achter te komen wat het nu eigenlijk betekende om in de Heiland te geloven.

Het gebeurde op 16 december 1991 — onze achtste huwelijksverjaardag. Die dag stierf onze oudste zoon als gevolg van een verkeerde behandeling door de babysitter. Hij was nog maar tien weken oud.

De daaropvolgende maanden en jaren werden overschaduwd door verdriet, boosheid, teleurstelling en hopeloosheid. De inwendige beroering die mij overviel, is met geen pen te beschrijven. Niets wat iemand zei of deed, kon mijn verdriet verminderen.

Ik las veel boeken, ik las veel in de Schriften, maar nergens kwam ik iets tegen dat mijn roep om een antwoord bevredigde. 

Ik was in de zeldzame gelegenheid om te praten met ouderling James E. Faust (1920–2007), toen lid van het Quorum der Twaalf Apostelen, omdat hij bevriend was met mijn ouders. (Hij had op zending in Brazilië kennisgemaakt met mijn moeder, Flavia, en haar familie.) Ik was ervan overtuigd dat ouderling Faust mij zou kunnen troosten.

Ik stelde veel vragen terwijl hij geduldig luisterde. Ouderling Faust erkende dat wat ik had meegemaakt beslist pijnlijk en uiterst moeilijk was. Hij haalde enkele schriftteksten aan en zei dat het nodig was om mijn rouw te verwerken en me volledig te onderwerpen aan de wil van de Heer om met mijn zoon herenigd te kunnen worden. Hij zei: ‘Sylvia, nu draait het om jou. Ik besef dat je je zorgen maakt om je zoon, maar in werkelijkheid moet je je zorgen maken om jezelf en het opnieuw opbouwen van je leven. Dat zal niet makkelijk zijn, maar je kunt je hart genezen door de verzoening van Jezus Christus.’ 

Toen gaf hij mij een zegen dat ik in staat zou zijn om de essentiële rol van Jezus Christus in ons bestaan te begrijpen en Hem toe te laten als de Bron van kracht die ik nodig had.

Ik was nog steeds ontmoedigd na ons gesprek. Zijn raad leek zo eenvoudig en toch zo onuitvoerbaar. Mijn moeder was ook wanhopig omdat niets wat ze zei mij leek te helpen. Ik herinner me dat ze zei: ‘Heb alsjeblieft geloof en hoop in onze Heiland, en sta toe dat de tijd je wonden heelt.’

In mijn streven om weer vreugde te vinden, besloot ik het advies dat ik had gekregen ter harte te nemen en er achter te komen wat het nu eigenlijk betekende om in de Heiland te geloven. Dat leverde niet meteen verandering op. Maar door dag na dag, jaar na jaar, te bidden en mijn getuigenis te laten groeien, kwam ik tot de rotsvaste overtuiging dat de Heiland onze wonden kan genezen. 

Ik besef dat niet iedereen met een apostel kan praten, zoals ik. Maar iedereen is in de gelegenheid om de Heiland te leren kennen en zijn lasten op Hem te werpen. En als we Jezus Christus in ons leven hebben, kan dat elke pijn verdrijven.

Ik weet dat we vreugde in ons bestaan kunnen krijgen als we de Heer in ons leven hebben. Hij is onze Vriend, onze Leraar en een voorbeeld in volharden tot het einde. Hij heeft echt alles doorstaan en Hij weet waar wij onder lijden (zie Alma 7:11–12). Zijn verzoening heeft het wonder tot stand gebracht om wat in dit leven breekt weer in elkaar te zetten ter voorbereiding op het volgende leven.

Ik zal ouderling Faust en mijn moeder altijd dankbaar zijn voor hun woorden. Ze hebben mij laten inzien dat wat mijn ontberingen ook zijn, Jezus Christus mijn enige bestendige Bron van steun en hoop is.

Links: Heinrich Hofmann, Christus en de rijke jongeling (detail), met dank aan C. Harrison Conroy Co.