2010
Een thuis vinden in het evangelie
juli 2010


Een thuis vinden in het evangelie

Toen ik opgroeide in Perth, in Australië, was mijn godsdienstige leven nogal rommelig. Ik werd gedoopt in de methodistenkerk, ging naar scholen van andere kerkgenootschappen en bezocht sporadisch met mijn oma diensten van een baptistengemeente. Ondanks dit gebrek aan geestelijke consequentie leek bidden iets heel natuurlijks voor me, dankzij mijn oma die mij geloof had bijgebracht en mij had geleerd om in de Bijbel te lezen. Ik ben dankbaar voor de blijvende invloed die ze op mij uitoefende. Ondanks mijn wereldse neigingen begon ik intuïtief geloof in Jezus Christus te krijgen. Als ik daarop terugkijk, besef ik dat mijn hemelse Vader mij aan het voorbereiden was om het herstelde evangelie te aanvaarden.

Eén voorbereidende gebeurtenis vond plaats toen ik tijdens een bezoek aan Frankrijk bij een auto-ongeluk betrokken raakte. Slechts enkele momenten nadat ik de sterke ingeving kreeg om mijn veiligheidsgordel om te doen, slipte de auto en stortte van een zes meter hoge helling naar beneden. Vanwege die waarschuwende stem, en doordat ik mijn voeten en benen kon blijven gebruiken terwijl anderen met soortgelijke verwondingen vaak permanent verlamd blijven, begon ik te begrijpen dat een goddelijke macht die veel groter was dan ik de touwtjes in handen had.

Toen ik twee jaar later als uitwisselingsstudent weer in Frankrijk was, nodigde Kayla Barth, een medestudente uit Californië, me uit om met haar mee naar de kerk te gaan. Kayla’s grenzeloze enthousiasme voor het evangelie fascineerde me. Ik hing aan haar lippen toen ze me over het heilsplan vertelde. Het klonk allemaal zo bekend, alsof ik het eerder had gehoord.

Toen ik in Angoulême voor het eerst de kapel inging, leek het alsof er een warme deken om me heen werd geslagen. Ik was ‘thuis’. Diezelfde dag gaf de zendeling die de les Evangeliebeginselen onderwees een krachtig getuigenis van het eerste visioen. Toen hij uitlegde hoe de Heilige Geest tot ons getuigt, straalde er warmte vanuit mijn hart die mijn hele lichaam vervulde. Dat krachtige getuigenis liet een onuitwisbare indruk op mij achter, die mij door beproevingen heen heeft geholpen die mijn geloof op de proef hebben gesteld.

Ongeveer een maand nadat ik in Angoulême voor het eerst de kapel betrad, besloot ik me te laten dopen. Ik was achttien en had geen toestemming van mijn ouders nodig. Maar toen ik mijn familie in Australië belde met het blijde nieuws, ontdekte ik tot mijn schok en teleurstelling dat ze negatief tegenover de kerk stonden en tegen mijn verlangen waren om me te laten dopen.

Dit drukte zwaar op mij. Moest ik het toch doen, tegen de wensen van mijn familie in, van wie ik zielsveel hield? Of moest ik mijn doop uitstellen tot ik terug was in Australië, waar ik risico liep om nog meer tegenstand te ondervinden?

Matteüs 19:29 hielp mij met die beslissing: ‘En een ieder, die huizen of broeders of zusters of vader of moeder of kinderen of akkers heeft prijsgegeven om mijn naam, zal vele malen meer terugontvangen en het eeuwige leven erven.’ Was ik bereid om de Heiland voorop te zetten — nog vóór mijn familie? Het antwoord was ja. En op 16 december 1989 werd ik gedoopt en bevestigd als lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. De rest van de tijd die ik in Frankrijk doorbracht, stond in het teken van een vreedzame vreugde zoals ik die nooit eerder had gevoeld.

Eenmaal terug in Perth werd ik door mijn familie met open armen ontvangen. Maar mijn pogingen om ze over het evangelie te vertellen, ondervonden hevige tegenstand. Ze maakten zelfs afspraken met ‘godsdienstdeskundigen’ die mij ‘verlichting’ zouden kunnen bieden en mij de ‘dwaling’ van mijn wegen doen inzien. Dat was een grote beproeving van mijn geloof, en na een barrage aan anti-mormoonse propaganda begon ik te twijfelen aan mijn beslissing.

Maar in de stille binnenkamers van mijn hart kon ik niet ontkennen dat wat ik in Frankrijk had meegemaakt van God was, en ik wilde dat niet loslaten. Dus vroeg ik de Geest van de Heer om kracht. Ik vastte en bad wekenlang elke zondag. Ik begroef me in de Schriften. Ik kreeg priesterschapszegens tot leiding en steun. En ik ging wekelijks naar de kerk zodat ik omgang had met de heiligen. In plaats van me blind te staren op wat ik niet kon begrijpen of niet wist, richtte ik me op wat ik wél wist: ik ben een kind van God, Jezus is de Christus, Joseph Smith heeft de kerk van de Heer hersteld, het Boek van Mormon en de Bijbel zijn het woord van God, en het gezin is eeuwig. Met die nieuwe visie begon mijn getuigenis weer te groeien en sterker te worden.

De laatste beproeving die ik dat jaar moest doormaken, was de kwestie van trouwen in de tempel zonder de aanwezigheid van mijn familie. Een jonge man uit Californië die ik in Frankrijk had ontmoet, en met wie ik had gecorrespondeerd, kwam drie weken op bezoek. Het werd ons allebei duidelijk dat we wilden trouwen, maar toen stond ik voor nog een moeilijke beslissing: trouw ik in de tempel voor tijd en eeuwigheid, of trouw ik elders zodat mijn familie bij de ceremonie kan zijn?

Ik volgde de raad van mijn ringpresident op en trouwde in februari 1991 in de tempel. Mijn familie was de hele tijd diep gekwetst, maar ze zijn gaan inzien dat de kerk mij tot zegen is. Ze hebben onze kinderen zien opgroeien in het evangelie en hebben hun dankbaarheid geuit voor wat we ze leren, en voor de soort mensen die ze aan het worden zijn. Onlangs uitte een van mijn kinderen haar dankbaarheid voor de beslissing die ik had genomen om het evangelie te aanvaarden en een gezin in de Heer op te voeden. Toen ze dat zei, werd ik tot tranen bewogen omdat ik besefte dat mijn beslissing om het evangelie na te leven niet alleen mijn, maar ook haar leven, tot zegen was geweest.

Ik ben mijn hemelse Vader eeuwig dankbaar dat Hij me een kans heeft gegeven om het evangelie te aanvaarden en dat Hij mensen op mijn pad heeft gebracht die mij onmetelijke zegeningen hebben gebracht. Ik houd met heel mijn hart van het evangelie van Jezus Christus. De kerk is waar en ik ben erg dankbaar dat ik er deel van uitmaak.

Illustratie Jeff Ward

Toen ik in Angoulême voor het eerst de kapel inging, leek het alsof er een warme deken om me heen werd geslagen. Ik was ‘thuis’.