2010
Het komt goed
juli 2010


Het komt goed

Heb geloof en vertrouwen in de Heer, en Hij zal je helpen.

Afbeelding
Elder Erich W. Kopischke

Ik ben in Duitsland geboren uit goede, zorgzame ouders die lid van de kerk waren. Een vriend van mijn vader in Stettin, wat nu deel uitmaakt van Polen, had mijn vader over het evangelie verteld toen hij tien jaar was, tijdens de Tweede Wereldoorlog. Vanwege de oorlog waren er toen geen zendelingen in Stettin. Mijn vader aanvaardde het evangelie, vertelde zijn familie erover, en ze bekeerden zich. Later maakte hij kennis met mijn moeder, die ook in Oost-Duitsland woonde. Daar waren ook geen zendelingen. Mijn vader leerde mijn moeder het evangelie, en ze aanvaardde het. Ze trouwden en verhuisden kort voor mijn geboorte naar West-Duitsland.

Destijds waren er niet veel leden in Duitsland. Ik was op school het enige lid. Ik kreeg al jong een sterk getuigenis dat God leeft en dat dit zijn ware kerk is. Ik twijfelde nooit aan de waarheid van het evangelie. Ik hield me vast aan dat getuigenis en het heeft ertoe geleid dat ik in mijn jeugd actief bleef.

De angst om weg te vallen

Ik had twee vrienden, leeftijdgenoten, die ook actief waren in de kerk. Ze waren broers en we groeiden samen op. Maar ik zag ze alleen op zondag, want we woonden bijna 25 kilometer bij elkaar vandaan. We zagen elkaar bij de priesterschapsvergadering en de jongemannenactiviteiten. Hoewel we elkaar maar één keer in de week zagen, hielp onze vriendschap ons alledrie om actief te blijven in de kerk.

Later merkte ik dat veel oudere jongeren minderactief werden, en ik werd erg bang dat ik op een dag mijn getuigenis kon kwijtraken. Er waren toen in Duitsland zo weinig jongeren in de kerk dat hun afwezigheid merkbaar was als ze minderactief werden. Het was ook beangstigend voor mijn ouders. Ze hadden alles opgegeven om hun kinderen in godsdienstvrijheid op te kunnen voeden en dachten nu: ‘Wat kunnen we doen om Erich niet kwijt te raken?’

Op een dag, toen ik veertien was, reden we van de kerk naar huis. We hadden gemerkt dat nog een van de jongeren de kerk de rug had toegekeerd. Ik zei tegen mijn ouders: ‘Ik wil dat je me naar de kerk sleept tot ik 21 jaar ben, en dan zorg ik wel voor mezelf!’ Dat heb ik echt tegen ze gezegd, en mijn moeder heeft het nog vaak herhaald.

Een opleidingsbeslissing

Dit verklaart waarom mijn ouders een beslissing namen toen ik ongeveer tien jaar was en nog naar de basisschool ging. In Duitsland begin je al jong aan een hogere opleiding. Mijn ouders besloten me niet naar het hogere onderwijs te laten gaan omdat ze zo veel jonge mensen die toen naar dergelijke scholen gingen de kerk hadden zien verlaten. Ze zeiden: ‘Je mag naar elke school behalve het gymnasium, want we willen je niet aan de wereld kwijtraken!’

Die beslissing betekende dat ik een basisopleiding en een beroepsopleiding kon volgen, en voor mij betekende dat een graad in bedrijfskunde. Dat beperkte mij sterk in mijn loopbaanmogelijkheden. Ik maakte mijn opleiding af toen ik achttien was en ik werd op zending geroepen naar München (Duitsland). Ik vond het heerlijk om een zendeling te zijn.

Toen ik terugkwam van mijn zending, bleek ik niet erg veel loopbaankeuzes te hebben. Ik had mijn opleiding afgerond. Twee jaar na mijn zending trouwde ik met Christiane, en ik kon geen universitaire opleiding volgen. Heel even was ik verdrietig om de beslissing van mijn ouders, omdat ik me zo beperkt voelde.

En toen dacht ik: ‘Wat mijn ouders ook deden, het was om me te beschermen. Ze deden het uit liefde, en het zal mij niet benadelen.’ Hoewel het soms in wereldlijk opzicht een nadeel leek, begreep ik toen dat het in de praktijk nooit echt een nadeel zou zijn. Ik besloot tot een loopbaan in het verzekeringswezen. En later werd ik manager van het bedrijf waar ik werkte.

Wat me wel dwarszat, was dat ik altijd leerkracht had willen worden, en in Duitsland kun je geen leerkracht worden zonder universitaire studie. Maar ik werd uiteindelijk wel leerkracht — godsdienstleerkracht. Ik werd leerkracht bij de kerkelijke onderwijsinstellingen. En in zekere zin is dat wat ik nu ben — leerkracht. Dus ik kreeg een getuigenis dat het de moeite waard is om naar je ouders te luisteren, hun raad op te volgen en erop te vertrouwen dat ze van je houden, voor je bidden en weten wat het beste voor je is. Mijn verlangen om actief te blijven in de kerk was zo sterk, en mijn ouders’ verlangen om me te beschermen was zo sterk, dat alles op zijn plaats viel voor mijn welzijn.

Mijn hogere opleiding

Iets anders dat mij als jongere hielp om sterk te blijven, was het seminarieprogramma, dat in Duitsland in 1972 werd opgestart. Ik was toen veertien jaar. Dat had een sterke uitwerking op me. Ik kan me nog mijn seminarieleerkracht herinneren, want hij maakte grote indruk op me en had een hele positieve invloed op me.

Vanwege mijn ervaringen in het seminarie en de individuele schriftstudie die ik in mijn jeugd deed, leerde ik de Schriften lief te hebben. Mijn studie vergrootte mijn getuigenis en ik heb de seminarie- en instituutlessen altijd geweldig gevonden. Ik was een van de eersten in Duitsland die les gaf aan het ochtendseminarie. Het was een fijne klas. De jonge mensen vonden het geweldig en kwamen elke ochtend. Sommigen moesten er ver voor reizen. Alle jongemannen uit die groep zijn op zending gegaan en bijna alle jongemannen en -vrouwen zijn actief gebleven in de kerk.

Als ik bedenk hoe ik mijn getuigenis kreeg, en wat de sterkste positieve invloed op mij had, dan kan ik met recht zeggen dat het de seminarie- en instituutlessen waren die ik bijwoonde. Het was het leren van evangeliebeginselen en -leerstellingen uit de Schriften, met een groep vrienden, van een leerkracht die we bewonderden.

Een van de beste dingen die je kunt doen als je de Schriften bestudeert, is ze op jezelf toe te passen. Onze leerkrachten zeiden vaak: ‘Zet bij het lezen van deze schrifttekst je eigen naam erin.’ Ik ontdekte dat ik de Schriften kon lezen alsof ik Nephi, Helaman of Moroni was. Dat veranderde de hele situatie voor me als ik in de Schriften las. Het was net als een droom; plotseling zag ik mezelf in de situatie waarover ik las.

Door de Schriften ging ik begrijpen dat geloof iets heel werkelijks is. Het is meer dan alleen theoretische kennis van zaken in de Schriften hebben: geloof verbindt ons met de werkelijkheid van de Heer voor ons. Dat is iets dat ik uit mijn tijd als jongere in het seminarie heb gehaald. Ik heb het rotsvaste geloof dat als de Heer een opdracht geeft, wij kunnen ‘heengaan en […] doen’ (1 Nephi 3:7) en Hij zal ons bieden wat wij nodig hebben om de opdracht uit te voeren.

Kracht uit de Schriften

Een schrifttekst waar ik wat aan gehad heb toen ik jong was, is Jozua 1:6–9. Er staat onder meer: ‘Wees sterk en moedig. (…) Dit wetboek mag niet wijken uit uw mond […] opdat gij nauwgezet handelt overeenkomstig alles wat daarin geschreven is (…) want dan zult gij op uw wegen uw doel bereiken en zult gij voorspoedig zijn.’

Als jongeman dacht ik: ‘Als ik eenmaal een opdracht van de Heer heb, zal ik er nauwgezet naar handelen.’ En als gevolg daarvan maakte ik enkele goede dingen mee. Toen ik bijvoorbeeld op een dag een zakentraining volgde, had ik een kerkvergadering, maar ik had voor mijn werk ook wat post te regelen. Normaal gesproken zouden de andere deelnemers aan de training en ik daar wel een extra uur na kantoortijd mee bezig zijn geweest. Maar ik moest met de trein van half zes naar Hamburg om mijn kerkvergadering te halen. Ik vertelde de anderen over mijn dilemma, en ze zeiden: ‘Veel succes. Dat lukt nooit.’

Ik zei: ‘Ja hoor, want dit is een belangrijke vergadering.’ Ze haalden hun schouders op en zeiden sarcastisch: ‘Ja vast — jij en je geloof. Je denkt dat alles wel goed komt omdat je godsdienstig bent. Maar dan zouden we de post om tien voor vijf af moeten hebben. Dat is nog nooit gebeurd.’ Ik zei: ‘Nou, we zien wel wat er gebeurt. Maar ik moet vanavond op tijd in Hamburg zijn.’

Geloof het of niet, maar voor de eerste keer in drie jaar was alles die dag klaar om tien voor vijf. En ik haalde de trein. Mijn mededeelnemers waren onder de indruk en het gaf mij de kans om ze wat over het evangelie te vertellen.

Ik heb volledig vertrouwen en geloof dat als de Heer je een opdracht geeft, het op de een of andere manier goed komt als je er ‘nauwgezet naar handelt’. Ik wist niet dat we die dag vroeger klaar zouden zijn met de post. Je weet die dingen niet altijd van tevoren. Je kunt de Heer niet vertellen hoe het moet, maar met geloof en vertrouwen in Hem zal het vaak heel goed op zijn pootjes terechtkomen.

Mijn schriftstudie en het voorbeeld van mijn ouders hebben mij iets heel belangrijks gegeven, zelfs als jongeman. Samen hielpen zij mij om groot geloof te ontwikkelen in mijn dagelijks leven, dat de Heer mij zou helpen en zegenen.

Foto-illustratie Christina Smith

Alma 46:20: Walter Rane, Kom naar buiten,, met dank aan het Museum voor kerkgeschiedenis