2010
De zieken genezen
mei 2010


De zieken genezen

We bezitten die priesterschapsmacht en moeten allemaal bereid zijn die op gepaste wijze te gebruiken.

Afbeelding
Elder Dallin H. Oaks

In deze tijden van wereldwijde beroering wenden steeds meer gelovige mensen zich tot de Heer om een zegen van troost en genezing. Ik wil graag tot de priesterschapsdragers spreken over zieken genezen — door de medische wetenschap, door gelovige gebeden en door priesterschapszegens.

I.

Heiligen der laatste dagen geloven in de toepassing van de beste wetenschappelijke kennis en technieken. Wij maken gebruik van voeding, oefeningen en andere zaken om onze gezondheid op peil te houden, en roepen de hulp in van zorgverleners, zoals artsen en chirurgen, om ons weer gezond te maken.

De toepassing van medische kennis staat niet haaks op onze gelovige gebeden en ons vertrouwen in priesterschapszegens. Als iemand om een priesterschapszegen verzocht, vroeg Brigham Young altijd: ‘Hebt u een middel tegen de kwaal geprobeerd?’ Wie nee zeiden met als reden: ‘We willen dat de ouderlingen ons de handen opleggen, en we hebben het geloof dat we zullen genezen’, gaf president Young als antwoord: ‘Dat strookt niet erg met mijn geloof. Als we ziek zijn en de Heer vragen om ons te genezen, en alles te doen wat daarvoor nodig is, dan kunnen we de Heer, naar mijn begrip van het evangelie des heils, net zo goed vragen of Hij mijn graan en mais wil laten groeien zonder dat ik de grond ploeg en zaai. Het lijkt mij beter om elke remedie te beproeven die mij bekend is, en mijn Vader in de hemel [dan] (…) te vragen om die remedie te heiligen voor de genezing van mijn lichaam.’1

Uiteraard wachten we niet tot we alle andere methoden hebben uitgeprobeerd voordat we in geloof bidden of een priesterschapszegen geven tot genezing. In noodgevallen komen gebeden en zegens op de eerste plaats. Meestal bewandelen we alle paden tegelijk. Daarmee volgen wij de schriftuurlijke leringen om altijd te bidden (zie LV 90:24) en alle dingen in wijsheid en ordelijkheid te doen.2

II.

We weten dat het gelovige gebed — alleen, thuis of in de kerk opgezonden — een zieke gezond kan maken. Veel schriftteksten verwijzen naar de kracht van geloof bij de genezing van iemand. De apostel Jakobus leerde: ‘Bidt voor elkander, opdat gij genezing ontvangt’, en hij voegde daaraan toe: ‘Het gebed van een rechtvaardige vermag veel, doordat er kracht aan verleend wordt’ (Jakobus 5:16). Toen de vrouw die Jezus aanraakte, genezen was, zei Hij tegen haar: ‘Uw geloof heeft u behouden’ (Matteüs 9:22).3 Zo leren wij ook in het Boek van Mormon dat de Heer ‘werkt door macht, volgens het geloof der mensenkinderen’ (Moroni 10:7).

Uit een recente nationale enquête in de VS blijkt dat acht op de tien Amerikanen ‘geloven dat ook in onze tijd wonderen plaatsvinden, zoals in tijden van weleer’. Een derde van de ondervraagden meldde dat zij ‘een goddelijke genezing meegemaakt of gezien hadden’.4 Veel heiligen der laatste dagen hebben de kracht van geloof ervaren bij de genezing van zieken. Wij vernemen daar ook voorbeelden van bij gelovige mensen in andere kerken. Een journalist in Texas schreef eens over een dergelijk wonder. Toen een vijfjarig meisje moeilijk ging ademen en koorts kreeg, brachten haar ouders haar met spoed naar het ziekenhuis. Bij aankomst was haar nier- en longfunctie al uitgevallen, was de koorts opgelopen tot bijna 42 graden Celsius en was haar lichaam felrood en bezaaid met paarse plekken. De artsen zeiden dat ze dood ging aan het toxischeshocksyndroom, met onbekende oorzaak. Toen familie en vrienden dit hoorden, begonnen godvrezende mensen voor haar te bidden en werd een speciale gebedsdienst gehouden in hun protestantse gemeente in Waco (Texas). Als bij een wonder kwam ze van het randje van de dood terug en mocht ze het ziekenhuis na ruim een week verlaten. Haar grootvader schreef: ‘Zij is het levende bewijs dat God gebeden beantwoordt en wonderen verricht.’5

Zoals het Boek van Mormon aangeeft, openbaart God Zich waarlijk ‘aan allen die in Hem geloven, door de macht van de Heilige Geest; ja, aan alle natie, geslacht, taal en volk, naar hun geloof grote (…) wonderen onder de mensenkinderen verrichtende’ (2 Nephi 26:13).

III.

Voor dit publiek — volwassen dragers van het Melchizedeks priesterschap en jongemannen die dat gezag spoedig zullen ontvangen — richt ik mij op de zegeningen van genezing door de macht van het priesterschap. We bezitten die priesterschapsmacht en moeten allemaal bereid zijn die op gepaste wijze te gebruiken. Het toenemende aantal natuurrampen en financiële moeilijkheden betekent dat we die macht in de toekomst nog vaker nodig zullen hebben dan vroeger.

Veel schriftteksten geven aan dat de dienstknechten van de Heer ‘op zieken (…) de handen [zullen] leggen en zij zullen genezen worden’ (Marcus 16:18).6 Er gebeuren wonderen als zieken met het gezag van het priesterschap worden gezegend. Ik heb die wonderen meegemaakt. Als jongen en als man heb ik genezingen gezien die net zo wonderlijk waren als die in de Schriften zijn opgetekend, en dat geldt ook voor velen van u.

Vijf elementen spelen een rol bij het zegenen van zieken met het gezag van het priesterschap. (1) de zalving, (2) de verzegeling van de zalving, (3) geloof, (4) de woorden van de zegen, en (5) de wil van de Heer.

De zalving

In het Oude Testament wordt de zalving met olie geregeld genoemd als onderdeel van een zegen door iemand met priesterschapsgezag.7 Zalvingen dienden ter heiliging8 en kunnen wellicht ook symbool staan voor de zegeningen die vanuit de hemel worden uitgegoten als gevolg van die heilige handeling.

In het Nieuwe Testament lezen we dat de apostelen van Jezus ‘vele zieken met olie [zalfden] en [hen] genazen’ (Marcus 6:13). Het boek Jakobus geeft de rol van een zalving aan in verband met de andere elementen in een zegen tot genezing door iemand met priesterschapsgezag:

‘Is er iemand bij u ziek? Laat hij dan de oudsten der gemeente tot zich roepen, opdat zij over hem een gebed uitspreken en hem met olie zalven in de naam des Heren.

‘En het gelovige gebed zal de lijder gezond maken, en de Here zal hem oprichten’ (Jakobus 5:14–15).

De zalving verzegelen

Nadat iemand is gezalfd krachtens het Melchizedeks priesterschap, wordt de zalving krachtens datzelfde gezag verzegeld. Iets verzegelen betekent het bevestigen, het bindend maken voor het beoogde doel. Wanneer ouderlingen een zieke zalven en de zalving verzegelen, openen ze de vensters van de hemel zodat de Heer de zegeningen kan uitgieten die Hij voor de bezochte in petto heeft.

President Brigham Young heeft verklaard: ‘Als ik mijn handen op de zieke leg, verwacht ik dat de genezende macht en invloed van God door mij naar de patiënt vloeien, en dat de ziekte wijkt. (…) Als we ons hebben voorbereid, als we heilige vaten voor de Heer zijn, kan de kracht van de Almachtige door de tabernakel van de bedienaar vloeien naar het stelsel van de patiënt, en worden de zieken genezen.’9

Hoewel we veel gevallen kennen waarin iemand is genezen die met het gezag van het priesterschap is gezegend, praten we zelden in het openbaar over die genezingen. In een hedendaagse openbaring worden wij immers vermaand dat wij ons ‘niet op deze dingen zullen beroemen, noch erover zullen spreken ten overstaan van de wereld; want deze dingen worden u gegeven voor uw nut en voor behoudenis’ (LV 84:73).

Geloof

Geloof is van wezenlijk belang voor genezing door de machten des hemels. Het Boek van Mormon leert ons zelfs: ‘Indien er geen geloof onder de mensenkinderen is, kan God geen wonder onder hen verrichten’ (Ether 12:12).10 In een opmerkelijke toespraak over het zalven van de zieken, heeft president Spencer W. Kimball gezegd: ‘De noodzaak van geloof wordt vaak onderschat. De zieke en de familie lijken zich vaak volledig te verlaten op de macht van het priesterschap en de gave van genezing die de betrokken broeders naar zij hopen bezitten, terwijl de grootste verantwoordelijkheid berust bij degene die de zegen ontvangt. (…) Het belangrijkste element is het geloof van de persoon zelf als die bij bewustzijn en toerekeningsvatbaar is. “Uw geloof heeft u behouden” [Matteüs 9:22] werd zo vaak door de Meester herhaald, dat het bijna als een refrein klonk.’11

President Kimball heeft zelfs geopperd dat ‘al te veelvuldige zegens wel eens kunnen duiden op een gebrek aan geloof of op een zieke die de verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van geloof bij de ouderlingen probeert te leggen en niet bij zichzelf.’ Hij sprak over een getrouwe zuster die een priesterschapszegen had ontvangen. Toen haar de volgende dag werd gevraagd of ze nog een zegen wilde, zei ze: ‘Nee, ik heb een zalving en een zegen ontvangen. De verordening heeft plaatsgevonden. Nu is het aan mij om door mijn geloof aanspraak te maken op de zegeningen.’12

De woorden van de zegen

Een ander element van een priesterschapszegen zijn de woorden die de ouderling als zegen uitspreekt nadat hij de zalving heeft verzegeld. Die woorden kunnen van groot belang zijn, maar de inhoud ervan is niet essentieel en ze worden niet in de verslagen van de kerk opgenomen. Bij sommige priesterschapszegens — zoals een patriarchale zegen — draait de zegen om de woorden die worden uitgesproken. Maar in een zegen tot genezing vormen de andere aspecten van de zegen — de zalving, de verzegeling, het geloof en de wil van de Heer — juist de essentiële elementen.

In het ideale geval is de ouderling die de verordening verricht zo in harmonie met de Geest van de Heer, dat hij de wil van de Heer kent en die in de woorden van de zegen uit. Brigham Young heeft de priesterschapsdragers geleerd: ‘Het is uw voorrecht en plicht om zo te leven dat u weet wanneer het woord van de Heer gesproken wordt en wanneer de wil van de Heer aan u geopenbaard wordt.’13 Wanneer dat gebeurt, komt de uitgesproken zegen letterlijk en op wonderbaarlijke wijze uit. In sommige bevoorrechte gevallen heb ik die zekerheid van inspiratie in een zegen tot genezing ondervonden, en wist ik dat ik de wil van de Heer verwoordde. Maar net als de meesten die wel eens een zegen tot genezing hebben uitgesproken, heb ik vaak geworsteld met onzekerheid over de woorden die ik moest zeggen. Om uiteenlopende redenen ervaart iedere ouderling schommelingen in zijn ontvankelijkheid voor de influisteringen van de Geest. Iedere ouderling die een zegen geeft, wordt beïnvloed door wat hij de betrokken persoon toewenst. Al deze en andere menselijke onvolmaaktheden kunnen van invloed zijn op de woorden die we uiten.

Gelukkig zijn de uitgesproken woorden in een zegen tot genezing niet essentieel voor de genezende uitwerking ervan. Als er voldoende geloof is en de Heer dat wil, zal de bezochte persoon genezen of gezegend worden, of de priesterschapsdrager die woorden nu uitspreekt of niet. Omgekeerd geldt dat als de priesterschapsdrager vanuit zijn persoonlijke wens of onervarenheid in een zegen dingen beveelt of zegt die verder strekken dan de Heer volgens het geloof van de persoon voor ogen heeft, die woorden niet worden vervuld. Geen enkele ouderling hoeft dus te aarzelen, broeders, om aan een zegen tot genezing deel te nemen uit angst dat hij niet weet wat hij zeggen moet. De uitgesproken woorden in een zegen tot genezing kunnen het geloof van wie ze horen versterken en aanwakkeren, maar de uitwerking van de zegen is afhankelijk van het geloof en van de wil van de Heer, niet van de woorden die de betrokken ouderling uitspreekt.

De wil van de Heer

Jongemannen en oudere mannen, let goed op wat ik nu ga zeggen. Als we de onwankelbare macht van het priesterschap van God uitoefenen en als we zijn belofte koesteren dat Hij het gelovige gebed hoort en verhoort, moeten we altijd beseffen dat geloof en de genezende macht van het priesterschap niet kunnen resulteren in iets dat tegen de wil indruist van Hem wiens priesterschap het is. Dat beginsel wordt geleerd in de openbaring waarin de ouderlingen van de kerk wordt opgedragen de zieken de handen op te leggen. De Heer geeft daarbij de belofte dat ‘wie geloof in Mij heeft om genezen te worden, en niet ten dode is bestemd, zal genezen’ (LV 42:48; cursivering toegevoegd). Zo verklaart de Heer ook in een andere hedendaagse openbaring dat als iemand ‘vraagt volgens de wil van God’ het ‘gebeurt (…) zoals hij vraagt’ (LV 46:30).14

Hieruit leren we dat zelfs de dienstknechten van de Heer die zijn goddelijke macht uitoefenen in een omstandigheid waarin voldoende geloof is tot genezing, geen priesterschapszegen kunnen geven die iemand doet genezen als die genezing niet strookt met de wil van de Heer.

Als kinderen van God die zijn grote liefde en zijn ultieme wijsheid onderkennen van wat het beste voor ons eeuwig welzijn is, vertrouwen we op Hem. Het eerste beginsel van het evangelie is geloof in de Heer Jezus Christus — en geloof betekent vertrouwen. Ik heb dat vertrouwen bespeurd in een toespraak van mijn neef tijdens de uitvaartdienst van een tienermeisje dat aan een ernstige ziekte was overleden. Hij sprak de volgende woorden, die me aanvankelijk hebben verbaasd maar daarna opgebouwd: ‘Ik weet dat haar overlijden de wil van de Heer was. Ze heeft goede medische zorg gekregen. Ze heeft priesterschapszegens ontvangen. Haar naam is op de gebedsrol van de tempel geplaatst. Honderden gebeden zijn voor haar opgezonden dat ze weer gezond zou worden. Ik weet ook dat er in deze familie voldoende geloof is dat ze zou genezen, tenzij het de wil van de Heer was om haar op dat tijdstip naar huis te roepen.’ Ik heb hetzelfde vertrouwen bespeurd in de woorden van de vader van een ander bijzonder meisje dat onlangs in haar tienerjaren aan kanker is overleden. Hij verklaarde: ‘Ons gezin gelooft in Jezus Christus, en dat is niet afhankelijk van de uitkomst.’ Die leringen onderschrijf ik. We doen al het mogelijke voor de genezing van een dierbare, en stellen vervolgens ons vertrouwen in de Heer wat de uitkomst betreft.

Ik getuig van de macht van het priesterschap van God, van de macht van het gelovige gebed en van de waarheid van deze beginselen. Bovenal getuig ik van de Heer Jezus Christus, wiens opstanding ons de verzekering van onsterfelijkheid geeft en wiens verzoening ons de mogelijkheid van het eeuwige leven geeft, de grootste van alle gaven Gods. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Discourses of Brigham Young, samengesteld door John A. Widtsoe [1954], p. 163.

  2. Zie Mosiah 4:27.

  3. Zie ook Marcus 10:46–52; Lucas 18:35–43.

  4. U.S. Religious Landscape Survey: Religious Beliefs and Practices: Diverse and Politically Relevant (The Pew Forum on Religion and Public Life, juni 2008), pp. 34, 54, http:// religions.pewforum.org/reports#.

  5. Zie Steve Blow, ‘Sometimes, “Miracles” Are Just That’, Dallas Morning News, 30 januari 2000, p. 31A.

  6. Zie ook Matteüs 9:18; Marcus 5:23; 6:5; 7:32–35; 16:18; Lucas 4:40; Handelingen 9:12, 17; 28:8; Leer en Verbonden 42:44, 48; 66:9.

  7. Zie bijvoorbeeld Exodus 28:41; 1 Samuël 10:1; 16:13; 2 Samuël 5:3.

  8. Zie Leviticus 8:10–12.

  9. Leringen van kerkpresidenten: Brigham Young (1997), p. 252; zie ook Russell M. Nelson, ‘Noch vertrouwen op de arm van het vlees’, Liahona, maart 2010, p. 40; Teachings of Gordon B. Hinckley, p. 474.

  10. Zie ook 1 Nephi 7:12; Leer en Verbonden 35:9.

  11. ‘President Kimball spreekt zich uit over het zalven van zieken’, De Ster, augustus 1982, pp. 36-37.

  12. De Ster, augustus 1982, p. 36.

  13. Leringen: Brigham Young, p. 68.

  14. Zie ook 1 Johannes 5:14; Helaman 10:5.