Ouderling Juan A. Uceda

Toen ouderling Juan Alberto Uceda Andrade verkering kreeg met Maria Isabel Bendezú — de vrouw met wie hij later zou trouwen — wist hij dat ze bijzonder was. Beiden waren op jonge leeftijd lid van de kerk geworden en beiden hadden in hun geboorteland Peru een zending vervuld.

Maar de stelligheid van zuster Uceda om in de tempel te trouwen is doorslaggevend geweest. Destijds was de dichtstbijzijnde tempel die in São Paulo (Brazilië). ‘Het kostte alleen al zeven dagen om er te komen, met alle denkbare vervoermiddelen’, legt ouderling Uceda uit. ‘We reisden per bus, auto, boot, paard en wagen, trein, vrachtwagen en zelfs per vliegtuig. Toen we bij de tempel aankwamen, lieten we onze handen over de muren glijden om er zeker van te zijn dat het geen droom was. Dat was voor ons allebei een fundamentele ervaring.’

Het paar trouwde op 13 april 1979 in de São Paulotempel (Brazilië). Ze hebben vijf kinderen.

Ouderling Uceda is in juli 1953 in Lima (Peru) geboren als zoon van Juan Jose Uceda Perez en Ines Andrade Uceda. Nadat hij in 1972 lid van de kerk was geworden, heeft ouderling Uceda een opleiding boekhouding en public relations gevolgd aan het Jose Carlos Mariátegui Institute in Lima (Peru). Ook heeft hij bedrijfskunde gestudeerd aan het Centro Andino de G.E. Institute en een bachelorsgraad in public relations gehaald aan de San Luis Gonzaga University.

Ouderling Uceda is voor de kerkelijke onderwijsinstellingen werkzaam geweest als gebiedsbestuurder voor Peru en Bolivia. In 2003 is hij van Peru naar New Jersey (VS) verhuisd om zijn vader te helpen bij het opzetten van een bedrijf op het gebied van opleidingen en taaltrainingen.

Ouderling Uceda is behalve als zendeling ook als hogeraadslid, bisschop, ringpresident, president van het zendingsgebied Lima-Noord (Peru) en gebiedszeventiger werkzaam geweest. Hij is nu geroepen tot het Eerste Quorum der Zeventig.

‘Ik heb een sterk getuigenis van de kracht van persoonlijke openbaring door de Heilige Geest’, zegt ouderling Uceda. ‘Dat getuigenis wordt voortdurend bevestigd door de zegeningen die volgen op gehoorzaamheid.’