2010
Onze plicht jegens God: de zending van ouders en leidinggevenden onder het opkomende geslacht
mei 2010


Onze plicht jegens God: de zending van ouders en leidinggevenden onder het opkomende geslacht

Het is onze gebiedende plicht om de jeugd het evangelie op diepgaande, persoonlijke wijze te laten begrijpen en geloven.

Afbeelding
Elder Robert D. Hales

Vandaag wil ik een oproep doen aan ouders en aan iedereen die geroepen is om met de jeugd van deze wereld te werken. De Heer heeft in een openbaring aan Joseph Smith gewag gemaakt van ‘een gebiedende plicht die wij verschuldigd zijn aan het gehele opkomende geslacht’ (LV 123:11).

Mijn hele leven heb ik als vader en grootvader nagedacht over de vraag wat mijn plicht jegens God is met betrekking tot de jeugd. Ik zal u vertellen wat ik zoal geleerd heb naar aanleiding van mijn gedachten en getuigenis.

Wij doen onze plicht jegens God als ouders en leidinggevenden allereerst door een goed voorbeeld te zijn — door het evangelie thuis voortdurend en ijverig na te leven. Dat vergt dagelijkse vastberadenheid en ijver.

De jeugd heeft er bovenal behoefte aan om te zien dat wij het evangelie dagelijks zelf naleven. Helamans jonge soldaten hoefden zich niet af te vragen wat hun ouders geloofden. Zij zeiden: ‘Wij twijfelen er niet aan dat onze moeders het wisten’ (zie Alma 56:47–48). Weten onze kinderen wat wij weten?

Een van mijn kleinzoons vroeg eens of ik met hem naar een populaire maar ongepaste film wilde gaan. Ik vertelde hem dat ik nog te jong was voor die film. Hij was nogal verbaasd, tot zijn grootmoeder hem uitlegde dat de kijkwijzer niet op opa van toepassing was. Hij kwam naar mij terug en zei: ‘Nu snap ik het, opa, je bent zeker nooit oud genoeg voor die film, hè?’ En hij had gelijk!

We geven de jeugd niet alleen het goede voorbeeld, maar proberen ook te begrijpen wat er in hun hart leeft en wandelen naast hen op het evangeliepad. Om echt te begrijpen wat ze bezighoudt, komt er meer bij kijken dan jezelf in dezelfde ruimte te bevinden of dezelfde gezins- of kerkactiviteiten bij te wonen. We moeten leermomenten plannen en gebruiken die een onwisbare indruk in hun gedachten en hun gevoel achterlaten.

Kerkleiders plannen bijvoorbeeld geregeld priesterschapsactiviteiten en scoutingactiviteiten en -kampen, maar voldoen die activiteiten altijd wel aan hun belangrijkste doel? De zin van een priesterschaps- of scoutingactiviteit ligt voor een jongen naar mijn mening niet in een onderscheiding verdienen, maar in de gelegenheid om met een leider te praten die in hem en in zijn leven geïnteresseerd is.

En ouders, als u uw kinderen naar school of hun verschillende bezigheden brengt, praat u dan met ze over de dromen en angsten en hoogtepunten in hun leven? Neemt u de tijd om ze los te wrikken van hun MP3-speler en alle andere apparaten. Zodat ze u horen en uw liefde voor hen voelen? Hoe langer ik leef, hoe meer ik inzie dat de leermomenten in mijn jeugd, vooral die met mijn ouders, mijn leven hebben beïnvloed en me hebben gevormd tot wie ik ben.

De invloed van ouders die weten wat er in hun kinderen omgaat, is van onschatbare waarde. Uit onderzoek blijkt dat tijdens de belangrijkste overgangsfasen in het leven — waaronder de perioden waarin jongeren het gemakkelijkst van de kerk afdwalen — de grootste invloed niet komt door een gesprek met de bisschop of een andere leider, maar door de normale, warme, vriendelijke, liefdevolle omgang met hun ouders.

Zitten we met dat in gedachten met het hele gezin aan de eettafel? Ik weet nog dat ik als jongeman eens vroeg of ik tijdens het eten mocht honkballen. ‘Zet mijn eten maar in de oven’, zei ik tegen mijn moeder. Ze antwoordde: ‘Robert, ik wil dat je even stopt met spelen, naar huis komt, samen met ons eet en daarna kun je weer buiten gaan honkballen tot het donker wordt.’ Ze leerde ons allemaal dat de gezamenlijke maaltijd niet om het eten ging, maar dat de ziel gevoed wordt door de omgang met elkaar. Mijn moeder leerde ons dat we de meeste liefde thuis geven.

Als we in onze omgang met de jeugd echt hun hart willen raken, moeten we ze net zo veel aandacht geven als we een vertrouwde volwassen collega of goede vriend of vriendin zouden geven. Het gaat er vooral om vragen te stellen, ze te laten praten en dan gewillig te zijn om te luisteren, te luisteren en nog eens te luisteren, ook met onze geestelijke oren! Jaren geleden was ik eens de krant aan het lezen toen een van mijn kleinzoontjes bij me kwam zitten. Onder het lezen genoot ik van zijn heerlijke gekwebbel op de achtergrond. Ik was dan ook behoorlijk verrast toen hij zich even later tussen mij en de krant in wurmde. Hij hield mijn hoofd met beide handen vast, drukte zijn neus tegen de mijne en vroeg: ‘Opa! Bent u er wel?’

Moeder, vader, bent u er wel? Opa, oma, bent u er wel? Er zijn betekent weten wat er in het hart van onze jeugd leeft en contact met ze hebben. En contact met ze hebben betekent niet alleen met ze praten, maar ook dingen met ze doen.

Onlangs hoorde ik een moeder vertellen hoe ze haar eerste drie dochters had geholpen bij de voltooiing van hun Persoonlijke vooruitgang door te doen wat er van haar verwacht werd — op de hoogte blijven en projecten aftekenen. Toen legde ze teder uit, terwijl de tranen over haar wangen stroomde: ‘Ik ben pas met mijn vierde dochter begonnen om haar projecten samen met haar te doen. Dat heeft veel invloed gehad op ons leven en op onze band met elkaar. Maar wat heb ik een spijt over de kansen die ik bij mijn andere drie dochters heb laten liggen.’ ‘Van alle woorden, gesproken of geschreven, zijn de droevigste wel: “Het had gekund!’1

Volwassen leden van de kerk behoren in te zien dat de vereisten voor Persoonlijke vooruitgang en Plicht jegens God meer zijn dan een lange lijst met punten om af te vinken. Het gaat om persoonlijke doelen die iedere jongeman en jongevrouw stelt om de tempelverordeningen, een zending, een eeuwig huwelijk en de verhoging waardig te zijn. Maar let wel: als jongemannen en jongevrouwen die doelen in hun eentje proberen te verwezenlijken, zou dat een verloren kans betekenen en zeer spijtig zijn!

Vaders, moeders, en leiders en leidsters van de jeugd, wij sporen u aan om samen met uw kinderen en met de jongeren aan Persoonlijke vooruitgang en Plicht jegens God te werken. Niet alleen zij zullen vooruitgang maken, maar u ook. Bovendien zult u samen een belangrijke band van geloof en vriendschap ontwikkelen, waardoor u elkaar kunt sterken en op het evangeliepad zult blijven wandelen, en echt een eeuwig gezin te worden.

Een ander belangrijk aspect van onze ouderlijke plicht jegens God is onze kinderen in het evangelie te onderrichten en ze voor te bereiden om volledig in de herstelde kerk van de Heiland actief te zijn. Denk aan de les van het volk van koning Benjamin. Als gevolg van zijn leringen hadden vele volwassenen een machtige verandering in hun hart ondergaan (zie Mosiah 5:2). Maar daarna staat er: ‘Nu geschiedde het dat er velen waren van het opkomend geslacht die de woorden van koning Benjamin niet konden begrijpen, omdat zij kleine kinderen waren toen hij tot zijn volk had gesproken; en zij geloofden (…) niet (…) en hun hart was verstokt’ (Mosiah 26:1, 3).

Het is onze gebiedende plicht om de jeugd het evangelie op diepgaande, persoonlijke wijze te laten begrijpen en geloven. We kunnen ze leren om in het licht te wandelen, maar ze kunnen dat licht niet van ons lenen. Ze moeten het zelf verdienen. Ze moeten het licht van hun eigen getuigenis rechtstreeks van de geestelijke Lichtbron ontvangen, namelijk God zelf, door gebed en studie en overdenking. Ze moeten begrijpen wie ze zijn en wat hun hemelse Vader met ze voor heeft. Hoe kunnen we ze helpen?

Een gezinsavond, gezinsraad of goed gesprek over het evangelie met onze kinderen biedt ons de gelegenheid om ze in de ogen te kijken en te zeggen dat we van ze houden en dat onze hemelse Vader van ze houdt. Op die heilige momenten kunnen we ze ook laten beseffen, diep in hun hart, wie ze zijn en hoe bevoorrecht ze zijn om naar de aarde en in ons gezin te zijn gekomen, en te leven naar de verbonden die we in de tempel hebben gesloten om een eeuwig gezin te zijn. Bij iedere interactie kunnen we de beginselen en zegeningen van het evangelie aanhalen of toelichten.

In deze zware tijden is voor onze jeugd kennis alleen niet genoeg. Ze moeten ernaar handelen. Oprechte deelname aan verordeningen, quorums en hulporganisaties, geïnspireerde programma’s en opbouwende activiteiten helpt de jeugd de wapenrusting Gods aan te doen. Helpen wij ze die wapenrusting aan te doen zodat ze de brandende pijlen van de tegenstander kunnen weerstaan? Om de wegen van de Heer echt te kiezen, moeten ze zijn wegen kennen. En om zijn wegen echt te kennen, moeten we ze leren en leiden om te handelen, deel te nemen, te doen.

Het belangrijkste zendingswerk dat we ooit zullen doen, vindt in onze eigen woning plaats. Onze gezinnen, quorums en klassen maken deel uit van het zendingsveld. Onze kinderen en kleinkinderen zijn onze belangrijkste onderzoekers.

Het belangrijkste zendingswerk dat we ooit zullen doen, vindt in onze eigen woning plaats. Het is de geestelijke voorbereiding van onze kinderen van het opkomende geslacht die, door hun gehoorzaamheid, zal zorgen voor het eeuwig behoud en de voortzetting van onze familie in de komende geslachten.

Het belangrijkste reddingswerk, de grootste activering, vindt in onze eigen woning plaats. Als iemand in uw gezin op vreemde paden dwaalt, bent u een reddingswerker, betrokken bij het grootste reddingswerk dat de kerk ooit heeft gekend. Ik getuig uit eigen ervaring dat je pas faalt wanneer je het opgeeft. Het is nooit te vroeg of te laat om te beginnen. Maak u geen zorgen over wat er in het verleden is gebeurd. Pak de telefoon. Schrijf een brief. Ga op bezoek. Breng de uitnodiging over om thuis te komen. Wees niet bang en geneer u niet. Uw kind is een kind van onze hemelse Vader. U doet zijn werk. Hij heeft beloofd zijn kinderen te vergaderen, en Hij is met u.

Het grootste geloof dat we tonen, is in ons eigen gezin als we sterk blijven in de beproevingen en moeilijkheden van het ouderschap. President Monson heeft onlangs tot een groepje moeders gezegd: ‘Soms beoordelen we de gevolgen van onze successen en mislukkingen te snel.’ Ik wil daaraan toevoegen dat de beproevingen van dit moment niet eeuwig zullen duren. Onze hemelse Vader brengt zijn werk op de lange termijn tot stand. Er is ‘veel (…) wat er in het verschiet ligt’, heeft de profeet Joseph Smith gezegd. ‘Welnu, (…) laten wij blijmoedig alle dingen doen die binnen ons vermogen liggen, en mogen wij dan met het volste vertrouwen stilhouden om het heil Gods te zien, en in afwachting van de openbaring van zijn arm’ (LV 123:15, 17).

Op deze paaszondag hoop ik dat we de gelegenheid aangrijpen om ons getuigenis te geven dat we weten dat God leeft en dat Jezus de Christus is. Ik hoop dat we ons getuigenis geven, zodat onze kinderen weten waar we voor staan en dat we van ze houden. De grootste liefde en de beste leringen behoren in onze eigen woning te zijn.

Ik smeek de zegeningen van de Heer af voor de ouders en de jongeren die in goede gezinnen zijn grootgebracht, dat ze begrijpen hoeveel vreugde het geeft om deel uit te maken van een gezin waar ze van hen houden en waar ze leiding ontvangen. Het is mijn gebed dat we eeuwige gezinnen zullen hebben en voor eeuwig samen in de tegenwoordigheid van God de Vader en zijn Zoon, Jezus Christus, zullen zijn.

Ik geef u mijn bijzondere getuigenis dat Jezus Christus leeft. Hij is de Herder van het verloren schaap, de Redder van de gestrande ziel, de Geneesheer van het gewonde hart, de Hoop van de hele mensheid. Laten wij met Hem als onze Meester onze plicht jegens God vervullen met geloof in Hem en zijn eeuwige liefde voor ons allen. Dat bid ik in de naam van Jezus Christus. Amen.

Noot

  1. Zie ‘Maud Muller’, The Complete Poetical Works of John Greenleaf Whittier (1876), p. 206.